Engels als voertaal in de collegezalen: voor sommige studenten een pluspunt, voor anderen een belemmering om voor een studie te kiezen. Om internationalisering in evenwicht te houden, wordt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) gewijzigd met het Wetsvoorstel taal en toegankelijkheid. Wetgevingsjurist Ingrid Doop, werkzaam bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is vanuit de directie Wetgeving en Juridische Zaken juridisch coördinator van dit wetsvoorstel.
Met een nieuwe wet onderwijs toegankelijk houden
Ingrid Doop
Wetgevingsjurist
Internationalisering neemt toe
Al jarenlang moedigt het ministerie van OCW internationalisering in het hoger onderwijs aan vanwege de positieve effecten. Zo kan de internationale uitwisseling van studenten, docenten en onderzoekers de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek verbeteren en de kenniseconomie versterken. Ook aanbod van onderwijs in andere talen kan hieraan bijdragen. Ingrid: ‘De voordelen zijn er nog steeds. Maar internationalisering heeft zo’n enorme vlucht genomen, dat men nu ook vreest voor negatieve effecten.’
Engels in collegezaal
Zo is bij steeds meer studies de onderwijstaal Engels, terwijl die soms net zo goed Nederlands kan zijn. Voor Nederlandse studenten kan dit een drempel zijn voor het volgen van de studie. Bij bepaalde technische studies, zoals lucht- en ruimtevaarttechniek, lijkt Engels als opleidingstaal onomstreden, zegt Ingrid. ‘Engelse taalvaardigheid is belangrijk voor studenten die later in een internationale omgeving komen te werken. Maar het moet voor een opleiding wel meerwaarde hebben om van het Nederlands af te wijken. Het aantrekken van buitenlandse studenten kan bijvoorbeeld niet de reden zijn. Dat wordt met het Wetsvoorstel taal en toegankelijkheid in de wet geregeld.’
Startschot voor wetswijziging
In juni 2018 deelt minister Van Engelshoven haar visie op internationalisering in het hoger onderwijs met de Tweede Kamer. Die visie is het startschot om de wet te gaan wijzigen. Ingrid: ‘De minister kondigde in haar visiebrief aan een aantal maatregelen te zullen verkennen of uitwerken. Bijvoorbeeld de maatregel om aan studenten van binnen de EU een lager instellingscollegegeld te rekenen dan aan studenten van buiten de EU. Een andere maatregel verplicht instellingen ertoe bewust taalbeleid te voeren. Als een instelling een opleiding in het Engels wil aanbieden, moet zij onderbouwen waarom het Engels als taal meerwaarde heeft ten opzichte van het Nederlands. Daarbij moeten de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opleiding voorop staan.'
‘Als wetgevingsjurist moet je het probleem van alle kanten bekijken en dan vanuit een gewogen oordeel regelgeving vormgeven’
Ingrid Doop
Sparren over uitwerking
Ingrid is vanuit het ministerie van OCW de coördinerend wetgevingsjurist van deze wetswijziging. Met zo’n 20 collega’s, zowel beleidsmedewerkers als wetgevingsjuristen onderverdeeld in verschillende teams, spart ze over alle uit te werken maatregelen. Ingrid: ‘Er lag een visie van de minister. En voor alle maatregelen waren er kaders, zoals: ‘we gaan het taalbeleid moderniseren’. Maar dan begint de analyse, want wat betekent ‘moderniseren’ eigenlijk? Elk team ging onderling, maar ook met partijen als de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Inspectie van het Onderwijs en de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) om tafel. Wat is de beste uitwerking, hoe doen we recht aan alle belangen? Als wetgevingsjurist moet je het probleem van alle kanten bekijken en dan vanuit een gewogen oordeel regelgeving vormgeven.’
Luisteren naar hoogleraren
En die belangen verschillen nogal, zegt Ingrid. ‘In het voortraject spreek je met allerlei partijen en iedereen heeft zijn eigen visie op deze thema’s. Zo stuurden in het voorjaar van 2019 180 hoogleraren, schrijvers en bekende Nederlanders een open brief naar de Volkskrant en de Tweede Kamer. Zij vonden dat het wetsvoorstel te weinig recht deed aan het belang van het Nederlands als academische taal. Zij wilden dat de wet strenger werd om zo meer 'verengelsing' tegen te gaan. Maar instellingen dachten daar weer heel anders over. Het heeft ertoe geleid dat we veel hebben nagedacht over de juiste manier waarop in de praktijk toezicht kan worden gehouden op de nieuwe regels. Dat zie je terug in het wetsvoorstel zoals dat er nu uitziet. Je luistert goed naar de beleidsinhoudelijke wensen. Vanuit je juridisch kader zoek je naar de beste oplossing. In dit geval creëren we een juridisch raamwerk dat vertrouwen geeft dat instellingen alleen een studie in het Engels aanbieden als het echt meerwaarde heeft.’
Wetgevingservaring komt goed van pas bij overstap naar beleid
Ingrid Doop
Wetgevingsjurist
Inhoud en proces bewaken
Als coördinerend wetgevingsjurist houdt Ingrid zowel de inhoud als het proces goed voor ogen. ‘Dat is eigen aan de rol van wetgevingsjurist. In de eerste plaats is het aan jou om goede wetgeving te maken, gegeven de politieke context en met het doel van het wetsvoorstel voor ogen. Daarnaast moet je het wetstraject zelf bewaken, het proces. Welke stap is de volgende? Is iedereen betrokken en gehoord? Is de input van alle partijen voldoende in het wetsvoorstel verwerkt? Gaan we snel genoeg? Als procesbewaker wil je graag vaart houden in het traject. Maar als wetgevingsjurist ben je ook het juridisch geweten en heb je de bedachtzaamheid nodig om soms juist langer de tijd te nemen. Die 2 rollen moet je verenigen.’
Onderhandelen en verbinden
Leuk vindt Ingrid de politieke prioriteit van dit traject. Met name rondom de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zat ze dan ook geregeld met de minister aan tafel. Ingrid: ‘Die urgentie geeft een speciale sfeer in het team, we werken samen aan een relevante missie. Als wetgevingsjurist zie je jouw werk redelijk snel landen. Je ziet dat er daadwerkelijk iets speelt in de maatschappij, en jij lost dat met wetgeving op. De buitenwereld denkt weleens dat wetgevingsjuristen vooral bezig zijn met juridische techniek. Maar we zijn ook veel bezig met verbinden, onderhandelen, draagvlak creëren, mensen meekrijgen. Dat is het leukste aspect van het werk.’
Naar Tweede Kamer
Vlak voor kerst 2019 gaat het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer. Ingrid: ‘Een hoogtepunt, want de teksten waar je intern zo lang mee bezig bent geweest gaan ineens naar buiten. Hoe gaan Kamerleden en de media reageren? Het onderwerp leeft enorm, dat is leuk.’ Tijdens de plenaire behandeling en ook in de voorbereiding ernaartoe wordt onder hoge tijdsdruk gewerkt om het wetsvoorstel succesvol door de Kamer te krijgen. Ingrid: ‘Als wetgevingsjurist en procesbewaker is het je taak om deze hectische fase van het wetgevingsproces goed te begeleiden. Inhoudelijk ben je daarnaast degene die de amendementen – wijzigingen op de wettekst - die Tweede Kamerleden indienen, juridisch beoordeelt en hierover de minister adviseert.’
In najaar in werking
Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Als het daar wordt aangenomen treedt de wet naar verwachting in het najaar van 2020 in werking. En wat merkt Nederland daarvan? Ingrid: ‘Instellingen maken straks bewuster keuzes over de taal van hun opleidingen. De NVAO gaat hier voortaan op toetsen. Daardoor is een opleiding die volledig in een andere taal wordt verzorgd, alleen nog mogelijk wanneer dit écht meerwaarde heeft voor de studenten. Het was altijd al zo dat onderwijs alleen in een andere taal mag worden verzorgd indien daar heel goede redenen voor zijn. Maar met dit wetsvoorstel krijgt die wettelijke eis veel meer praktische betekenis.’