Pionier
‘Ik ben gek op uitdagingen, het onbekende leren begrijpen met de nieuwste methodes. Dat zag je al tijdens mijn promotieonderzoek. Toen bouwde ik een laser met XUV, extreem ultraviolette licht. De eerste XUV laser in Nederland. Nu ben ik de eerste Principal Investigator (PI) in Nederland van een atmosfeerinstrument, OMI. Dit instrument meet nauwkeurig hoe groot de luchtvervuiling is en hoe deze zich verplaatst. Bovendien wordt de dikte van de ozonlaag tot in de kleinste details gemeten. Dat is van belang voor het onderzoek naar klimaatveranderingen en het broeikaseffect, maar ook voor onze gezondheid.
Vervuiling in beeld
Hier bij het KNMI hebben we alle kennis in huis over satellietwaarnemingen. Samen met de markt hebben we OMI ontworpen. Nu ‘hangt’ OMI al zo’n 11 jaar op 700 km afstand in de ruimte. Dus ook in het operationeel houden van OMI zijn we ruimschoots geslaagd. We zetten de waarnemingen van OMI om in data waarmee we luchtkwaliteitverwachtingen kunnen maken en waarmee we in kaart brengen hoe het nu gesteld is met de luchtkwaliteit. Binnen de vakgroep rekenen experts terug naar de originele emissiebron, de vervuiler zeg maar.
Van lab naar satelliet
Ik werd aangenomen bij het KNMI op een postdoctoraal functie, waarin ik modelleer werk ging doen, in plaats van metingen in een lab zoals tijdens mijn promotieonderzoek. Een hele andere kant op dus. Ik ben gaan werken met atmosfeermodellen die de chemie van de atmosfeer beschrijven. Zowel de chemische reactie als de beweging en transport van de moleculen. Ik keek vooral naar de ozonlaag. Dat deed ik niet alleen met modellen maar ook met satellietmetingen, die ik onderling vergeleek met geavanceerde technieken. Nu leid ik een afdeling die met satellietmetingen kijkt naar vervuiling, ozon, chemie, aerosolen, wolken, wind, zonnestraling, zee- ijs en ga zo maar door.
De eerste en de jongste
In mijn postdoc periode ben ik begonnen met nadenken over OMI. Samen met de industrie. Uiteindelijk vroeg NASA ons in 1998 het instrument te leveren, en werd ik de PI van OMI. In 2004 is OMI gelanceerd. Toen begonnen we al aan een nieuw instrument te denken, TROPOMI. Dat is ‘binnengehaald’ in 2008. Ook daar werd ik de PI van. Voor OMI was ik de eerste PI in Nederland op een atmosfeerinstrument, én de eerste vrouw, én de jongste. Mijn Amerikaanse tegenspelers waren allemaal 60+ en man. Dat was voor iedereen een hele ervaring.
Wereldwijd uitwisselen van data
Het PI-schap voor TROPOMI heb ik inmiddels weer overgedragen, maar ik ben nog wel betrokken. Zowel inhoudelijk, als voorzitter van de ESA Mission Advisory Group van het instrument, als hoofd van de afdeling waarin TROPOMI wordt geleid. Ik noem mijn rol nu Scientific Initiator van TROPOMI. Het is een erg internationale wereld. Dat kan niet anders, want anders is het financieel niet op te brengen. Het is het principe van uitwisselen van data, wereldwijd, een open data policy. En iedereen draagt daar zijn steen of steentje aan bij.
Maatschappelijk geëngageerd
Het werk bij het KNMI is mooi omdat het een combinatie is van hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek voor een duidelijk maatschappelijk doel, het verbeteren van klimaat en luchtkwaliteit. Waar je technisch hoogwaardige technologie gebruikt om dat te kunnen bereiken. Een uitdagende combinatie van onderzoek, techniek en maatschappelijke relevantie. Dat laatste proberen we nu ook veel meer uit te dragen. Want dat is ook belangrijk. Iedereen bij het KNMI werkt aan het klimaat en weer en is ‘KNMI-minded’. We zijn er trots op dat we er werken.’