Linde Lassche

In tijden van bezuinigingen komen vaak de belangrijkste keuzes boven

Linde Lassche
Private equity analist bij de Nederlandse Ontwikkelingsbank
Ministerie van Financiën

Studeerde internationale betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen en algemene economie, specialisatie ontwikkelingseconomie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Begon in 2012 als financial trainee bij de directie Financieel Economische Zaken (FEZ) van EZK waar ze gedurende een jaar de gehele begrotingscyclus meemaakte. Was een half jaar gedetacheerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Haar laatste traineeplek was bij de Nederlandse Ontwikkelingsbank (FMO) in 2014 waar zij vervolgens werd aangenomen. FMO is voor 51% eigendom van het ministerie van Financiën en doet veel in opdracht van het ministerie van Buitenlandse zaken.
Liep als vrijwilliger stage in Kenia bij een microkredietorganisatie. Is sindsdien vanuit Nederland betrokken bij het structureel op orde brengen van de administratie en invoering van een nieuw uitleensysteem.
Traint zelfs in de werkpauzes voor de estafetteloop ‘Roparun’ (van Parijs naar Rotterdam) die zij in teamverband zal lopen. Doet daarnaast aan yoga.

Linde Lassche kreeg tijdens haar laatste traineeplek als financial trainee een vaste baan aangeboden bij de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), beter bekend als de Nederlandse Ontwikkelingsbank. Zij analyseert investeringsvoorstellen (Duurzame Energie, banken/microfinanciering en MKB bedrijven) in ontwikkelingslanden in Azië.

Bezuinigingen bieden uitdagingen en kansen

‘Wat mij erg aansprak als financial trainee bij de directie Financieel Economische Zaken (FEZ) is de aandacht voor doelmatige en doeltreffende besteding van de beschikbare schaarse middelen van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Dat past goed in tijden van bezuinigingen. Pijnlijk, maar uitdagend. En het biedt kansen. Er werd bijvoorbeeld kritisch gekeken op welk niveau (Rijk, provincie of gemeente), overheidstaken het meest efficiënt konden worden uitgevoerd. In tijden van bezuinigingen komen vaak de belangrijkste keuzes boven.

Rijksoverheid kent grote diversiteit

Op mijn tweede traineeplek was ik financieel projectadviseur van het programma Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO). ORIO ondersteunt overheden in ontwikkelingslanden om samen met het internationale bedrijfsleven infrastructuur aan te leggen. Ik beoordeelde projectaanvragen en -plannen op relevantie, effectiviteit, efficiëntie, impact en duurzaamheid. Rijksambtenaren worden vaak ten onrechte als 1 grote groep beschouwd. Maar zelfs binnen een ministerie kunnen niet alleen de thema’s en producten waarmee je werkt erg verschillen maar ook de werkzaamheden en werkcultuur. Die grote diversiteit heeft mij aangenaam verrast.

Rendabel en marktconform

Ik had tijdens mijn traineeship vrij snel door dat mijn hart niet lag bij een financiële functie (bij een directie FEZ) op een ministerie.

Ik zocht meer de scheidslijn van een financiële functie en iets met mijn affiniteit met ontwikkelingseconomie. Tijdens mijn laatste traineeplek bij de Nederlandse Ontwikkelingsbank (FMO) vond ik dit. Als analist bekijk ik of investeringsvoorstellen voor bedrijven en projecten in ontwikkelingslanden in Azië zoals India, Sri Lanka, Cambodja of Myanmar rendabel zijn maar ook impact kunnen genereren. We investeren op een duurzame manier in de private sector in ontwikkelingslanden (waar commerciële banken het risico te hoog vinden). Rendement is belangrijk (want zonder duurzame business case geen duurzaam bedrijf), maar de impact en duurzaamheid die de investering moet genereren is net zo belangrijk.

Kleine bedrijfjes

We financieren graag kleinere bedrijven in ontwikkelingslanden die weinig toegang tot financiering hebben. Hoe we dat doen? Door bijvoorbeeld te investeren in lokale of regionale fondsen die dichter bij de markt zitten en dus meer kennis hebben dan wij vanuit Den Haag. Zo’n fonds investeert dan vervolgens weer in zo’n 10 lokale bedrijven. Op die manier bereiken we precies wat we willen: economieën in ontwikkelingslanden vooruit helpen en hiermee bijdragen aan een betere wereld.’