De Oosterschelde in het lab
‘Ik werk sinds 1985 bij Rijkswaterstaat. Ik werkte in die tijd nauw samen met aannemers die de stormvloedkering bouwden. Er was veel ruimte voor onderzoek, zo hadden we de Oosterschelde nagebouwd in het Waterloopkundig Laboratorium in de Noordoostpolder. De onderzoeksresultaten werkten we in de praktijk direct uit.
Natuurvriendelijke oevers
Toen de Deltawerken afgerond waren, ging ik aan de slag bij de dienst weg- en waterbouwkunde. Schippers klaagden destijds over de saaie en mono-functionele oevers en dus onderzocht ik, samen met een groep biologen en materiaaldeskundigen, hoe we de oevers milieu- en natuurvriendelijker konden maken. Hoe beschermen we de overgang van water naar land met genoeg plaats voor flora en fauna? De uitkomsten en voorbeelden zijn gebundeld in handboeken die we nog steeds gebruiken.
Krammersluizen
Na nog wat omzwervingen kwam ik weer in Zeeland terecht. Samen met een groep experts onderzoek ik hoe we de balans tussen zout en zoet water op peil kunnen houden in de zoute Oosterschelde en het zoete Volkerak-Zoommeer. Dat is nodig omdat het zoete water gebruikt wordt door boeren bij het bewateren van hun gewassen. Wij kijken of we het huidige zoet-zout scheidingssysteem van de Krammersluizen, die Rijkswaterstaat beheert, moeten updaten of moeten vervangen.
Traineeprogramma
Na 30 jaar is er veel veranderd binnen de organisatie, maar nog steeds ben ik bijna iedere dag met techniek bezig en dat vind ik geweldig. Ik kan mijn fascinatie voor water volledig kwijt in mijn werk. Je kunt hier bezig zijn met de inhoud. Daarbij krijgt iedereen de mogelijkheid om zich te ontwikkelen. Het traineeprogramma is hier een mooi voorbeeld van. Ik leer na 30 jaar in ieder geval nog iedere dag nieuwe dingen.’